Beeldende Kunst Nijmegen: aan de rand van een zwart gat
Wat is de moeite waard om te zien in de stad? Beeldende Kunst Nijmegen vraagt het aan verschillende schrijvers, die hun gedachten delen over beeldende kunst in de stad. Schrijver en muzikant Laurens van de Linde bezocht Into the Black Hole in het Valkhof Museum en raakte gefascineerd door de kunst die ontstond uit (on)begrip van tijd en ruimte: een spiegelpaleis waarin je wordt omringd door oneindig herhaalde beelden van een pulserend, beginnend en instortend zwart gat, dansende shiva's, plattegronden van fantastische, onbestaande paradijzen en een installatie die je laat ervaren hoe licht wordt vervormd als twee zwarte gaten met elkaar botsen. Laurens werd in het bijzonder geraakt door de zwermende, kolkende animatie Spheres van Richard Bolhuis.
aan de rand van een zwart gat
Het bandje van mijn horloge is onlangs stukgegaan. Ik ben gewend om er uit verveling mee te frunniken, het bandje strak aan te trekken of er omgekeerd doorheen te halen, de gesp kanten op te duwen die, ontdekte ik te laat, de gesp niet aan kan. Het metalen pinnetje werd moe en brak in tweeën, is nu te kort om op de gaatjes in te haken.
In 1792 schrijft de Franse wiskundige Jean-Charles de Borda aan een voorstel. Revolutie koortst door het land en slaat, hakt en likt wild om zich heen - het is tijd om alles anders te doen, hoog tijd voor een nieuwe tijd. De Borda vat dat letterlijk op: we moeten af van het twaalftallige systeem, het systeem opgebouwd rondom het getal ‘12’ en diens meervouden (twaalf maanden, vierentwintig op een dag, zestig minuten in een uur en idem met seconden en minuten, en, los maar leuk, alle namen van getallen vanaf dertien zijn niet meer uniek maar afgeleiden van de twaalf eerste). In plaats daarvan stelt hij het decimale systeem voor, alles in tientallen: tien maanden, tien dagen per week, tien uur per dag, honderd minuten per uur en honderd seconden per minuut. Dit maakt, als je voor het eerst tijd zou leren begrijpen, het opeens heel eenvoudig: drie uur is gelijk aan driehonderd minuten is gelijk aan dertigduizend seconden. Alle onderdelen zijn vanaf het begin zichtbaar. Maar om eerlijk te zijn verwart het me vooral: het is alsof ik opnieuw moet leren lezen.
In 2024 sta ik, horlogeloos en wel, in het tijdelijk verhuisde Valkhof Museum. Er is een tentoonstelling over zwarte gaten: Into the Black Hole. De tentoonstelling is gecureerd samen met 26 studenten van de Radboud Universiteit, vijf jaar nadat in april 2019 de eerste foto van een zwart gat werd gemaakt. Ik ga er onder werktijd heen dus ik kan niet te lang blijven. Het ticketsysteem werkt in tijdslots van 30 minuten en hoewel dat veel te kort is, hou ik mezelf voor dat ik mezelf eraan hou.
Op de radio vertelde een astronoom van de Oude Sterrenwacht Leiden onlangs dat de singulariteit (een punt waar ruimte en tijd ophouden te bestaan) in een zwart gat vergelijkbaar is met de oerknal, en dat mogelijk doorheen ieder zwart gat een nieuw universum schuilt waarin talloze zwarte gaten bestaan waarin talloze universa bestaan waarin talloze zwarte gaten bestaan waarin talloze universa bestaan waarin talloze zwarte gaten bestaan: alsof je omringd door spiegels naar een oneindigheid van jezelf aan het kijken bent die dat ook doet, en dat blijft doen zolang jij dat blijft doen.
In De Borda’s drang om de tijd te veranderen herken ik een enorme zin, vang ik een glimp op van hoe het anders zou kunnen. Het idee om de deur uit te stappen zonder enig besef van tijd, naar de supermarkt te lopen en iets te halen omdat je er zin in hebt op dat moment (is het lunchtijd? misschien!) vult me met een onverklaarbaar, kinderlijk enthousiasme. De wekker niet zetten niet omdat je wil uitslapen maar omdat je wil opstaan wanneer je wakker wordt: ik teken ervoor. De Borda’s deceptie herken ik ook: het decimale tijdsysteem wordt in november 1793 in Frankrijk geïntroduceerd en houdt het ergens tussen de zes en zeventien maanden vol. Het blijkt veel te veel gedoe te zijn om alle kalenders en schema’s om te gooien en hoe zit het dan met de omringende landen en niemand ziet het écht zitten om opnieuw te leren klokkijken. Ik voel aan mijn linkerpols, waar mijn horloge zou moeten zitten, en besef hoe moeilijk het is om te ontsnappen aan de tijd, aan onze notie van de tijd. Aan de rigide dwang die we de dagen en nachten en onze levens opleggen, het idee dat een uur in januari even lang duurt als in juli of zelfs dat de periodes 10u30-11u00 en 15u30-16u00 dezelfde dertig minuten zijn - we voelen dat het niet zo is en toch is het zo. Het systeem is te inherent, we zijn ernaartoe gegroeid en ermee vergroeid.
De zwaartekracht van een zwart gat is zo belachelijk sterk dat niets eraan kan ontsnappen, ook geen licht. Diezelfde zwaartekracht maakt dat, naarmate je verder het zwarte gat in beweegt, tijd alsmaar langzamer beweegt, waardoor het oneindig lang duurt eer je bij het centrum aankomt - tijd bestaat er niet meer. Het lijkt alsof je vaststaat aan de rand van het gat. Ik sta alleen in een afgesloten ruimte van de tentoonstelling naar een rond zwart scherm te kijken waarop groene en roze zwermen in het rond stormen: misschien zijn het vogels, misschien zijn het sterren of de vlekken als je hard in je ogen wrijft - het blijft maar doorgaan en ik blijf maar kijken. Ik weet niet hoe laat het is, of mijn tijdslot al is verstreken of mijn volgende afspraak al is begonnen op kantoor, ik weet niet hoelang ik er sta, maar het had geleken alsof ik vaststond, alsof tijd er niet bestond.